Eigenlijk moest dit er gewoon van komen, een aparte site over eten. Volgens mijn broer heb ik iets in mijn mond of ben ik bezig er iets in te stoppen. Volgens de man praat ik over eten of eet ik. Dat ik nu een blog begin over eten zal dan ook niet echt een verrassing zijn.

Een beetje hebben ze wel gelijk, die mannen. Ik ben gek op eten. Al heel erg lang verzamel ik kookboeken en lees ik recepten. Echt koken kon ik echter niet, tenminste, ik kwam er niet echt aan toe vanwege mijn werk en mijn ex kon ontzettend goed koken. Daardoor ontwikkelde ik mijn kookkunsten totaal niet. Toen ik na de scheiding opeens zelf moest gaan koken twijfelde mijn toen 9-jarige zoon tijdens het boodschappen doen ernstig aan mijn capaciteiten: ‘Kijk mam, neem dit pakje spaghetti maar, daar staat ook op hoe je het moet koken’.

Sindsdien ben ik meer en meer tijd in de keuken gaan besteden en tot mijn verbazing vind ik het heel erg leuk. Een man die mijn brouwsels elke dag weer lekker vindt, helpt natuurlijk ook. De kinderen zijn niet elke dag blij met mij, maar ik wijt dat maar aan de in elk gezin moeilijk etende pubers. Zij houden meer van ‘gewoon’ en slaken regelmatig de kreet ‘Nee hè, niet weer een nieuw recept!’. Het zal wel overgaan. Intussen blijf ik recepten zoeken en uitproberen.

Vanaf begin dit jaar ben ik eens gaan experimenteren met ‘echt’ Indisch koken. Zoals mijn paps deed, dus niet met kant en klare boemboe maar met echte, liefst verse kruiden. Dat is een zoektocht geworden, in de kookboeken van mijn mams en op internet, een expeditie naar de smaak van de gerechten zoals ze vroeger thuis waren. Zoals mijn paps kookte. Ik kan het hem niet meer vragen, hij zou waarschijnlijk hetzelfde zeggen als mijn opa over zijn nasi goreng: ‘Gewoon, beetje zout, beetje peper’.

Peper en zout